Fictieve Instituten


Zodra er wordt verzameld beginnen mensen te fantaseren over hun gewenste verzameling. Musea voegen daar een utilitaire en wetenschappelijke dimensie aan toe. In de jaren zestig van vorige eeuw doorbreken kunstenaars de museummuren. De conceptuele kunst laat het idee primeren op de uitvoering. Meteen opent dat mogelijkheden voor kunstenaars om zonder fortuin hun eigen musea te verbeelden. In die context lanceert Johan Van Geluwe zijn fictieve musea. Ze knopen aan bij bepaalde persoonlijke belangstellingspunten, die echter zo breed zijn uitgemeten dat ze utopisch lijken. Het verlangen naar nieuwe ontdekkingen kan eindeloos doorgaan. Zo ontstaan onder meer het Museum of Museums (M.O.M.), het W.A.M. (World Architecture Museum) en het A.R.T. (Art Recycling Terminal). Hun grenzen zijn vaag en vloeien vaak in elkaar over. Logo’s, mail art en tentoonstellingen dragen bij tot de verspreiding van het idee. Al deze verzamelingen worden gekenmerkt door hun universeel karakter, een combinatie van fantasie en encyclopedie en een waakzaam oog voor kwaliteit. Het verzamelde materiaal ontsnapt aan de kunstmarkt en staat ten dienste van de gemeenschap.

THE MUSEUM OF MUSEUMS

Sinds de jaren zeventig ontwikkelt Johan Van Geluwe een oeuvre dat buiten alle kunstcategorieën valt. Hij roept fictieve instituten in het leven zoals The Museum of Museums (M.O.M.), dat is opgevat als een universele verzameling. Thematisch en historisch bestrijkt dat een veel breder kader dan de westerse hedendaagse kunst. Daarmee wordt verwezen naar de voortdurende vervlechting tussen kunst en de algemene cultuur. Musea vormen een onuitputtelijke bron van mentale verrijking. Door het materiële patrimonium te verzamelen en te ontsluiten, inspireren deze instellingen nieuwe visies op kunst en maatschappij. De keerzijde van de medaille is dat instituten het erfgoed in een doodse stilte begraven of, net andersom, verdrinken in spektakel. Vanuit hun verheven positie snijden instituten maar al te vaak de banden door met de weerbarstige werkelijkheid buiten hun muren.

Het concept van The Museum of Museums loopt als een rode draad doorheen Johan Van Geluwes werk. In zekere zin omvat het naast alle fictieve en bestaande musea ook zijn hele kunstenaarsactiviteit. The Museum of Museum is een immaterieel en nomadisch instituut dat zich verspreidt bij middel van logo’s, referenties en installaties. Tot die laatste behoort “Het Bureau van de Conservator” ongetwijfeld tot de meest bekende. Begonnen als een reeks van tijdelijke opstellingen in tentoonstellingen groeide één versie uit tot een permanente installatie in het Karl Ernst Osthaus Museum te Hagen (D). Ze fungeert als een soort “pelgrimsoord” voor allerhande kunstliefhebbers. Aan de ene kant wijst de fictieve “hoofdconservator” de instituten op hun verantwoordelijkheid, anderzijds brengt hij een onverhulde hommage aan alle museummedewerkers en mecenassen. Tegenover de macht van het instituut en de commercialisering van kunst stelt hij een kritische blik gericht op kwaliteit en publieke verantwoordelijkheid. (Filip Luyckx)