Ar(t)chitectures


Als zoon van architect Jozef Van Geluwe, behaalt Johan in 1953 het diploma van architect aan het Sint-Lucasinstituut te Gent waar hij van 1974 tot 1994 architecturaal ontwerpen doceerde.

In zijn afscheidsrede omschrijft Walter Steenhout hem als ‘een architect , in de ruimste zin van het woord, die over de hem omringende muurtjes begon te kijken’. Naast de woningen die hij bouwde als architect stichtte hij als ARTchitect het M.O.M. Op de stempel van dit Museum Of Museums staat het archetype van een dorische tempel en het adres van zijn eigen woning in de Jan Bouckaertstraat 8 te Waregem. Met zijn Architectural Research Terminal, kortweg A.R.T., declareert hij in op 31 DEC. 1983 de wereld als een architectuur museum en sticht the World Architecture Museum (W.A.M.) met de uitspraak ‘every museum is an architectural object / every architecture is a museum object / the exibition space for architecture is the globe’

Als ARTchitect bevraagt Johan Van Geluwe de grenzen tussen wat als ‘High Contemporary Architecture’ en ‘Low Popular Culture’ wordt omschreven, meer nog hij verenigt ze in bouwwerken als zijn Architecturale Dorische Zuil uit 1981 waarin hij zijn collectie van eigen dia’s van volkse bouwkunst toont. Deze installatie omschrijven als postmodernistisch zou afbreuk doen aan de stichter van het Architectural Research Terminal die de vraag ‘Architecture is’, na een mail art project, beantwoordt met een opsomming van alle -ismen die onze taal en de architectuur rijk is. De ‘High Contemporary Architecture’ geeft hij in 1984 met het adagium ‘LESS IS LESS / MORE IS MORE / NO MORE LESS / NO MORE MORE’ stof tot reflectie en debat. Terwijl hij zelf in het TRY Architectuuronderzoek seminarie aan het Sint-Lucasinstituut te Gent zijn facinatie voor volkse bouwkunst deelt met de studenten. Als architect staat hij met zijn inzending voor de ‘CA’VERNIER DEI LEONI’ op de 3de architectuurbiënale van Venetië en als ARTchitect toont hij op de volgende editie in 1991 de volkse bouwkunst in het Belgisch Paviljoen. Reeds in 1975 nam Harold Szeemann Johan zijn diareeks over volkse architectuur op in het ‘Museum der Obsessionen’. Na exposities in Antwerpen (ICC 1977), Brussel (Ravenstein Galerij 1979) en Gent (Lineart 1981) krijgen Johan zijn ‘Hofjes van Eden’ een prominente plaats in Harold Szeemann zijn tentoonstelling Visionair België (2005). Roland Patteeuw wijst ons op hoe de belangstelling van Johan Van Geluwe voor de zgn. ‘Primitieve architectuur’, voor het werk van zelfbouwers, ongetwijfeld aan de basis ligt van Johan zijn relativerende houding tegenover architectuur en kunst in het algemeen. ‘Wat me daarin bijzonder aantrekt is de spontaniteit van de mensen die dergelijke architectuur scheppen, dat staat voorop. Anderzijds het feit dat die scheppingen los staan van iedere statusvorm maar dat de bouwers zichzelf willen omringen met mooie zaken die ze zelf gemaakt hebben. Tenslotte het logische verband tussen het interieur en de buitenarchitectuur waardoor eigenlijk een volledige droomsituatie ontstaat’ (Karel Wuytack)

Op initiatief van Archipel en in samenwerking met KU-Leuven en het Design Museum Gent wordt in 2016 een generatie-intervieuw met Johan Van Geluwe opgenomen met als doel de mondelinge archivering van het gedachtengoed van de docenten van Sint-Lucas. In 2017 neemt de stichting Johan Van Geluwe het initiatief om een publicatie uit te geven met een focus op wat ARTchitect Johan Van Geluwe zijn ‘bouwselds’ noemt. Aan architectuurfotograaf Dieter Van Caneghem wordt gevraagd een selectie van dit gebouwde oeuvre te fotograferen.